Klaas Mooijer oprichter van het Volendams Opera Koor

11-06-2018

Volendam heeft een rijke muziekhistorie, van The Cats en BZN tot Jan Smit, Nick & Simon en de 3JS. Maar ook Klaas Mooijer (bijna 84) behoort hiertoe. Hij richtte het Volendams Opera en Operette Gezelschap op op 17 maart 1951. Na negen jaar operette-voorstellingen te hebben gegeven werd de naam gewijzigd in Volendams Opera Koor. Omdat het repertoire van het koor toen grotendeels uit Italiaanse operakoren bestond, richtte Klaas samen met de helaas jong gestorven Ton Tol (51 jaar) het Volendams Vocaal Ensemble op, dat alles zong behalve Italiaanse opera. In Klaas Keizer vond dit duo een kundige dirigent. Dit koor startte op 13 mei 1986 met de repetities. 

Tijdens de eerste jaren van het VOOG ontmoette Klaas zijn vrouw Grietje en met haar kreeg hij vier kinderen. Helaas overleed hun jongste dochter Roos in 2009 toen zij voor haar pas geopende café genaamd Tante Roosje op het Rembrandtplein in Amsterdam onder de tram raakte. 

Elke dag en elk uur beginnen al te tellen en dat vind ik wel jammer, want ik had nog zoveel andere dingen willen doen op het gebied van cultuur en muziek. Maar helaas gaat dat fysiek niet meer. Van jongs af aan ben ik al bezig met muziek. In drie koren gezongen en met een trio met een sopraan en een pianist het land doorgereisd. Prachtige dingen gedaan. En dat is allemaal over en daar kun je met een zekere weemoed aan terugdenken. Al zijn het natuurlijk allemaal ook mooie herinneringen. 

Wanneer kwam u voor het eerst in aanraking met muziek?

Vroeger ging ik altijd naar de kerk. Altijd. En altijd werd daar gezongen. Soms vond ik dat gezang mooi maar meestal vond ik het lelijk. Het werd uitgevoerd door de oude mensen van het kerkkoor, er was praktisch geen jong volk bij. Andere koren waren er toen niet. Toen ik 18 jaar was had ik de euvele moed om bij dat grote huis in de Conijnstraat aan te bellen. Daar wilde ik vragen aan meester Mühren of ik lid kon worden van het kerkkoor. Ik vond het koor vergrijsd en af en toe wat vals en ik wilde nieuw bloed inbrengen. Hij keek me eerst eens zo aan vanonder zijn wenkbrauwen en toen zei hij “jongeman, ik bewonder je interesse maar ik moet je zeggen dat we op dit moment een ledenstop hebben.” Een ledenstop! Dus ik zei dat ik genoeg wist en ik dacht 'mij zie je hier niet meer terug!' Toen heb ik zangles genomen bij Jan Keizer, in die tijd hoogleraar zang aan het Amsterdamse Conservatorium. Tevens heb ik bij Frans van Norden en Thea Ettema theorie en muziekgeschiedenis gestudeerd, later kwam daar nog koordirectie bij.

U wist dus wel zeker dat u dat soort muziek wilde maken. Was er nog een ander type muziek in Volendam in die tijd?
Er was vrijwel niets. Er was een kinderkoor van de Vincentiuskerk dat een paar keer per jaar zong. Meester Mühren heeft een aantal keer een kinderoperette opgevoerd bij een priesterfeest of een pastoorfeest. Op het gebied van bandjes was er niets. Daarom was het voor mij zo'n afknapper dat ik niet bij het kerkkoor mocht, omdat ik dat graag wilde doen. Ik heb zangles genomen, ben koordirectie gaan studeren, heb de theorie en harmonie bestudeerd en richtte daarna eigenlijk per toeval mijn eigen koor op. Met een groepje van tien vrienden zouden we namelijk naar het Pius X gebouw om te zingen maar dat zat vol. Lucas Keizer speelde daar en wij wilden daar gewoon even kijken. Het was helemaal niet het idee om daar ons eigen zangmanifestatie van te maken. Al zwervende kwamen we daarna terecht bij het meisjesjeugdgebouw, de Graal. Dat stond haaks tegenover de Pius X. Er was daar een aantal jongedames en we vroegen of we daar naar binnen mochten. Daar stond ook een piano en één van de vrienden, Bruintje Buys, begon daar een beetje op te improviseren. Wij begonnen te zingen en er waren er ook bij die konden er al een tweede of derde stem bij fantaseren. Dat begon toch leuk te klinken en we besloten iedere week samen te komen om te zingen. Het groeide uit tot een hobby waar iedereen een beetje bezeten van werd en ook breidde ons groepje zich uit tot een man of twintig. Een maand na de officiële datum dat het koor is opgericht, dat was 17 maart 1951, hadden we een gekostumeerde selectie uit Eine Nacht in Venedig van Johan Strauss. Deze duurde maar liefst een uur. Dit hield dus in: maandag repeteren, dinsdag repeteren, woensdag repeteren...alle avonden repeteren. 

Dit deed u naast uw baan? Want wat deed u dan in het dagelijks leven?
Ja, dat oefenen deden we 's avonds. Ik werkte in die tijd in Amsterdam in een winkel met parfums, toiletartikelen maar ook met dameslingerie en dat soort dingen. Af en toe nam ik ook wat mee, zodat ik iedereen lekker kon laten ruiken voor de optredens. We konden binnen een maand met de jongens en meiden die we hadden gevraagd waarvan we wisten dat ze een beetje konden zingen een selectie uit die Johan Strauss operette op het toneel brengen. Toen stonden we alsnog in de Pius X. Het eerste optreden was zo'n groot succes dat er een tweede volgde. Ook die zat direct vol en uiteindelijk hebben we wel drie keer opgetreden. Zo zie je dus wat je kunt bereiken als je iedere avond repeteert. Het ging ons ook niet vervelen, iedereen had er elke avond zin in. We waren met allemaal jonge mensen, ongetrouwd, velen nog zonder relatie. Maar het leuke was dat binnen ons groepje relaties ontstonden. Ook ik heb mijn eigen vrouw daar ontmoet. Zij kwam er anderhalf à twee jaar later bij. De mooiste sopraan van het koor! Toen hadden we een operette met bestaande muziek uit andere operettes, maar Pé Mühren maakte daar een mooi verhaal van. Gedurende die jaren hebben we wel een stuk of zeven verschillende stukken opgevoerd. 

Hoe kwamen jullie aan de muziek?

De muziek haalde ik in Amsterdam uit antiquarische zaken. Als ik klaar was met werken stond ik daar uren op de ladders om te kijken of er in al die rekken met muziek iets van mijn gading bij zat. Ik kende de stukken al en wist dus waar ik naar zocht. Als ik een keuze had gemaakt aan de hand van bladmuziek of een album dan nam ik dat mee. Soms kon ik het net aan tillen! Met het trammetje moest ik het dan terug naar Volendam zien te krijgen. Daar kopieerden we de muziek en voerden het uit. Zo bouwde ik een hele collectie op, want van jongs af aan verzamelde ik al muziek. Daarom is het jammer dat ik bij de overgang naar de Gerardusstraat waar we nu wonen zoveel heb moeten wegdoen. Het is gelukkig niet weggegóóid. Het kerkkoor heeft een deel gekregen, het Operakoor en het Vocaal Ensemble. Ze moesten het met een grote auto bij mij uit de Begoniastraat ophalen. Bij het laatste concert van het Vocaal Ensemble in maart hebben ze nog een aantal fragmenten uitgevoerd van muziek die ze van mij hadden gekregen.

Het begon dus met een groepje van twintig. Hoe groeide dat uit tot het Volendams Operakoor dat men vandaag de dag nog kent?
Als het Volendammer Opera en Operette Gezelschap hebben we zeven operettes uitgevoerd waar Pé Mühren het libretto voor schreef. Hiervoor gebruikte we bestaande muziek van bijvoorbeeld Johan Strauss of Franz von Suppé. Door de optredens kwamen er steeds meer mensen bij en tegen de tijd dat ik stopte waren er tegen de vijftig leden. Allemaal vrije jongens en meiden. Er was er slechts één getrouwd en dat was Grietje de Boer van Jan de Boer de schilder. Die was met Andries Bootsman getrouwd. Ze is nu al een aantal jaren dood maar ze had een prachtige stem. Nu zitten er rond de 120 mensen bij het koor, een stuk meer dus.

In welk opzicht verschilde jullie koor van andere koren?

Nou, de mensen die een beetje jaloers waren zeiden “jullie kunnen wel met die mooie kostuums aan.” Die dachten dat zalen volliepen om tweeënhalf uur naar een Volendammer pak te kijken. Dat is natuurlijk onzin. Ik heb negen jaar de leiding gehad over het koor, daarna vond ik het genoeg. Op een gegeven moment kregen we van een zekere Carlo Bino een uitnodiging om met de beroemde, Italiaanse zanger Tito Schipa tijdens zijn afscheidstoernee op te treden in Volendam. Ik vond dat natuurlijk een prachtig idee maar ik vertegenwoordigde een koor van inmiddels zo'n zestig mensen. Ik wilde niet beginnen aan een uitvoering 

met een wereldberoemdheid in de vocale kunst. Het is evengoed doorgegaan en ik heb meester Jan Steur aangezocht om de leiding van mij over te nemen. Ik heb me toen toegelegd op het zingen.

Het koor steeg ook internationaal in aanzien. Wat voor reacties kreeg u uit het buitenland?
Heel verschillend. Ik heb zelf zo'n vijfentwintig a dertig buitenlandse trips meegemaakt en altijd zijn we thuisgekomen met geweldige kritieken en met geweldig enthousiast publiek voor je. Maar ja, aan de andere kant had je dus ook mensen die ons succes toeschreven aan onze klederdracht. Alsof mensen tien euro gaan betalen om twee uur naar een Volendammer pak te gaan zitten kijken. Ik heb wel 700 concerten meegemaakt en de reacties vanuit het publiek waren altijd positief.

En hoe ging zo'n buitenlandse trip dan in z'n werk met jullie grote groep?
We stapten met z'n allen in het vliegtuig en dan vlogen we overal heen. Duitsland, Hongarije, Polen, noem maar op. Het was allemaal op uitnodiging dus we kwamen in een opgeschud bedje terecht. Het was altijd goed geregeld. De eerste drie trips die we deden werden 

gekoppeld aan plaatopname, een grammofoonplaat. Dus als je dan naar Israël en naar Wenen en naar Duitsland gaat en kan zingen met Rudolf Schock, de beroemde tenor, dan is dat heel bijzonder. Dat soort dingen vergeet je niet. Als ik hoogtepunten zou moeten

noemen, en dat vind ik moeilijk, dan zouden die er zeker toe behoren. Maar ook het optreden voor de paus in 1985 was natuurlijk onvergetelijk. In alle landen waar we kwamen hebben we ook prachtige locaties bezocht. Als we dan voor meerdere dagen in zo'n land waren 

koppelden we dat altijd aan het bezoeken van de omgeving. Onze oudste dochter Alice was al als aspirant-lid bij het operakoor gekomen dus op een gegeven moment ging zij ook met ons mee. Ze was toen een jaar of zestien. Stond ze daar met ons mee te zingen op een podium in Israël. Degene die daar de leiding had zei tegen haar dat ze zangles moest nemen en zeker moest doorgaan. Dat was natuurlijk wel heel leuk. Het is voor mij dan ook een onvergetelijke tijd geweest.

Jullie hebben met verschillende beroemde artiesten gezongen. Wat kunt u nog vertellen over zo'n ontmoeting?
Met Rudolf Schock hebben we na het opnemen van de plaat nog heel goed contact gehad. Die man was al in zijn nadagen maar hij zong overal nog, in alle grote operahuizen in Duitsland. Zijn maatschappij nam contact op met ons en zo kwam de samenwerking tot stand. Hij had nog nooit van ons gehoord maar als hij ons niets vond had hij natuurlijk niet met de samenwerking ingestemd. We hebben daar prachtige dingen gedaan met hem. Ook hebben we gezongen met een mooie sopraan, Renate Holm. Die sliep in Spaander en daar was een bruiloft aan de gang. En toen heeft ze wel drie of vier verschillende kamers geprobeerd voordat ze kon slapen!

Uw passie is overduidelijk de klassieke muziek maar heeft u misschien ook nog iets met de muziek van deze tijd?
Voor mij is het toch de klassieke muziek. Muziek zoals die van The Cats en BZN kan ik waarderen. En dan toch The Cats meer, ook vocaal gezien. Piet de Koster had een formidabele stem. Maar mijn hart ligt toch meer bij de klassieke muziek. Ik kan ook niet echt een favoriet stuk noemen, dan zou ik er al twintig of dertig moeten noemen. Er is zoveel moois gemaakt. Dat draaide ik dan in mijn kamer, nog steeds. Nu ben je natuurlijk bezig aan het laatste stadium en soms ben je teleurgesteld en soms zie je het wat zonniger. Afhankelijk daarvan draai ik dan nog wel eens wat. In dat kleine kamertje ben ik dan omringd door de stukken die ik beslist niet weg wilde doen. Daar zitten ook nog een paar honderd CD's bij, terwijl er dus ook honderden zijn weggegaan. In de Begoniastraat stond de hele vliering vol en een kamer op de eerste verdieping. Naast muziek had ik veel geestelijke lectuur. Dat is naar dat winkeltje op het Doolhof gegaan. Honderden boeken. 

Zou u uzelf omschrijven als een liefhebber of als een verzamelaar?
De geestelijke lectuur ging ik wel echt voor op zoek. Dat kon van alles en nog wat zijn. Nu is het dus naar dat winkeltje gegaan, Het religieuze boek, en de rest is weggegaan via Jan de Wit. Die had contact met een instelling die het wilde hebben. Ik had veel te veel dus er moest een hoop weg, al vond ik het wel zwaar om te kiezen. Ik ben misschien wat te egoïstisch geweest met het verzamelen. Als ik het al had en ik kwam het later nog een keer tegen dan nam ik het nog een keer mee. Dus sommige dingen had ik dubbel, of zelfs driedubbel. Maar ik nam gewoon mee wat ik mooi vond. Bijvoorbeeld bij die antiquarische muziekhandel in de Utrechtsestraat in Amsterdam heb ik uren doorgebracht. Of bij de Koperen Hoorn of bij Glorie op de Ceintuurbaan. De meeste muziek die ik meenam was om te gebruiken voor onze uitvoeringen. Ik nam niet zomaar wat mee, ik nam wel dingen mee die bruikbaar waren voor het koor. Daar heeft meester Steur ook een voordeel aan gehad toen hij de leiding van mij overnam, dat er al zo'n grote verzameling muziek ter beschikking was. En hij had de gave om bij zo'n muziekstuk een koorarrangement eronder te zetten.

Gaat u nog wel eens kijken bij het koor?

Nee, dat gaat niet meer. Ik heb nog wel een autootje maar de kinderen hebben liever dat ik er niet meer in rijd. Dat is dus helaas weer zo'n stuk waar je dan afscheid van moet nemen. 

Vanuit de gemeente was er interesse om een culturele raad op te richten. Twee jaar na de oprichting van de Culturele Raad Edam/Volendam werd Klaas Mooijer voorzitter. Na enkele jaren bleek dat om financiële redenen beide kommen beter los van elkaar konden functioneren. Onder zijn voorzitterschap hebben 

tal van prominente zangers, koren en musici in Volendam opgetreden, waaronder Die Wiener Sängerknaben, Don Kozakken Chor Rusland en Glinka Chor St. Petersburg. Ook trad de Nationale Opera van Letland op met de opera La Triviata, Opera Piccola met Die Fledermaus, André Rieu met solisten en zijn Johan Strauss orkest en vele anderen.

Klaas: Het Nationale Opera van Letland kwam hier met de opera La Triviata van Verdi compleet met een koor, een orkest, solisten, decors en kostuums. Een ware invasie. Je herkende de hele Vincentiuskerk niet meer terug! Eén van de vele andere projecten die de Culturele Raad organiseerde was het organiseren van een actie voor het bouwen van een huis voor de arme mensen in Sri-Lanka. De vermogende Monnickendammer vishandelaar Herman Steur verbleef daar voor zaken en zag de ontstellende armoe en ellende onder de bevolking. Zijn reis kreeg daarna een heel andere bestemming. Hij bleef daar en stelde zijn hele vermogen beschikbaar om het leven voor de arme bevolking iets draaglijker te maken en stichtte er een heel dorp. Onze actie in Volendam leverde niet één maar twee huizen op.

Hoe ziet u de toekomst van het koor voor zich?

Dat wordt wel moeilijk, denk ik. Daar hebben ze het nu binnen het koor al zeer nadrukkelijk over. Er is geen aanwas meer van jonge krachten. Het kerkkoor heeft nog een goede kern maar er komt geen jeugd bij. De koren hebben daar helaas een beetje een gat laten vallen door desinteresse. In dat gat zijn koren als het Petruskoor gesprongen. Toen wij jong waren had je uitvoeringen die gegarandeerd volliepen, of het nu muziekavonden of toneelavonden waren. Tegenwoordig heb je allemaal populaire muziek en daarom vind ik het mooi dat bands als de Tribute to the Cats band en Mon Amour het werk van The Cats en de BZN in stand houden. Daar waren dus mensen die de interesse ervoor opbrachten om daar werk van te maken. Bij de muziek van het koor gebeurt dat niet. Ik kan niet zo goed begrijpen waarom er zoveel mooie dingen achter blijven liggen waar niks mee gedaan wordt. Voor de muziek die ik zelf nog heb liggen heb ik testamentair laten vastleggen dat dat bestemd is voor een koor dat daar ook echt nog iets mee gaat doen. Als je nog wel eens koren ziet op tv zijn dat ook allemaal oude mensen. Jong volk krijg je niet meer voor het geestelijk klassieke repertoire. Het repertoire van zo'n gospelkoor wil nog wel, maar echt een mooi programma instuderen met klassieke muziek wordt lastig. En dat is erg jammer. Omdat er ook minder interesse voor is wordt ook de ambitie om het nog uit te voeren 

bij de mensen die het nog kunnen wordt afgezwakt. Er is geen publiek meer voor. Wij hadden die ambitie nog wel. We repeteerden maandag tot en met zaterdag en we vonden het gewoon prachtig om te zingen. We keken er altijd naar uit. Daarom zie ik het ook met lede ogen aan dat men zich bij de koren er zelf al een beetje bij heeft neergelegd dat het over een paar jaar ophoudt te bestaan. Ik vind het erg jammer dat er niemand is die opstaat om nieuw bloed proberen te werven en mensen er enthousiast voor te maken. De muziek zelf is namelijk tijdloos. Kijk maar naar André Rieu. Die man speelt ook muziek die ruim honderdvijftig of tweehonderd jaar oud is. Die stopt het af en toe in een modern jasje en die heeft er de middelen voor om een variatie tot stand te brengen met eigen arrangeurs en dergelijke. Ik vind dat nog één van de mooiste dingen die je tegenwoordig op tv hebt.

Heeft u naast de klassieke muziek en de religieuze boeken nog andere hobby's?
Voetbal. Ik heb mijn achtentwintigste seizoenkaart voor de hoofdtribune van FC Volendam nog liggen. Mensen loeren daar ook op, want sommigen verzamelen die. Maar ik bewaar ze zelf nog even. Toen Roos dat ongeluk kreeg was het voetbalseizoen halverwege en daarna ben ik er niet meer geweest. De interesse was weg, want je denkt dan natuurlijk nog maar aan één ding. Net twee maanden daarvoor had ze een café geopend aan het Rembrandtplein in Amsterdam, Tante Roosje. Dat staat nu nog met grote letters op de gevel, daar heeft haar man voor gezorgd. Het was een afbraakpand en in tijd van twee weken hebben ze er een prachtig café van gemaakt.

Kunt u na zo'n vreselijke gebeurtenis nog enige troost halen uit muziek?
Erover praten is heel belangrijk, maar ook de muziek kan enige troost bieden. Ik heb lang niet alles mee kunnen nemen uit het huis mee hiernaartoe. Het ligt nu in het kleine kamertje waar je je nog amper kunt omdraaien. Maar het is niet voor te stellen hoe erg zo'n gebeurtenis is.

Heeft u misschien nog een boodschap die u aan de mensen mee zou willen geven?
Ik zou willen dat er een paar opstonden die zouden willen gaan zingen en spontaan interesse zouden hebben om zich aan te sluiten bij een kerkkoor of een operakoor. Want ook het operakoor klaagt over de vergrijzing. Er komt gewoon geen aanwas meer, en ik zou graag zien dat dat verandert.