FC Volendam gepromoveerd o.l.v. Wim Jonk!

23-04-2022

Gefeliciteerd allemaal! 

Lees hier het interview wat de redactie van het Bedakkertje had met Wim in 2021. Hierin blikt hij terug op zijn voetbalcarrière en vooruit op het promoveren van de club.

Wim Jonk

Wim Jonk ‘de Spijker ’schopte het als middenvelder tot international en maakte naam in Europa. Hij speelde twee keer op een WK, in de Verenigde Staten in 1994 en in Frankrijk in 1998. Jan Smit polste Wim Jonk met de vraag of hij iets kon betekenen voor de lokale FC! Je weet hoe dat dan gaat. Wim is nu trainer van FC Volendam. Zijn doel is onder andere om de Volendammers weer vol passie naar het stadion te krijgen. Voetbal is immers voor het publiek. ‘Van wie is Wim er ientje? ’Wie was zijn inspiratiebron en hoe is het voor hem als jongetje begonnen? Wij vragen het ‘onze trainer .'

Geboren: 12 oktober 1966 Getrouwd: met Gina Jonk-van Vlaanderen
Kinderen: Joey (25) en Kayleigh (21)

Clubs:

FC Volendam: 1986-’88
Ajax: 1988-’93
Inter Milan: 1993-’95
PSV: 1995-’98
Sheffield Wednesday: 1998-2001

Onze lezers zijn altijd geïnteresseerd van wie je er ientje binne. Wie waren je vader en moeder?
Mijn vader was Klaas Jonk ‘Spijker ’en mijn moeder Aal Tol ‘Sas’. Ik heb twee broers Erik en Nico.

Je bent als voetballer en voor het uitdragen van de visie van Johan Cruijff de hele wereld rond geweest. Maar hoe is het voor jou in je jeugd begonnen?
Wij woonden in de Begoniastraat en daarachter hadden we een prachtig plein. Dat plein was mijn stadion en daar was ik dag en nacht te vinden. Met jongens uit de omliggende straten zoals Jack Kemper (later ook speler van FC Volendam), de gebroeders Mooijer, Kees Jonk en de veel te vroeg overleden Adrie Mens. Dit plein is er nog steeds, er wordt nu minder gebruik van gemaakt. We speelden onderling ook tegen elkaar, zoals bijvoorbeeld tegen de jongens van andere buurten zoals ‘Korea’. Voor mij was het continu oefenen, door bijvoorbeeld te mikken op plaatsen tegen de muur. De buren werden er waarschijnlijk gek van. We hadden nog geen computers of YouTube, dus áls er voetbal op tv was, keek ik altijd. Dat probeerde ik dan na te doen. Maar ik verzon ook oefeningen en spelletjes om een betere techniek te krijgen. Ik beeldde me in dat ik Cruijff of Platini was en probeerde hen na te doen als ik in mijn eentje op het plein was. We hadden natuurlijk ook niet veel meer, wij hadden de straat.

Er wordt wel eens gezegd dat het ontbreken van straatvoetbal te merken is bij de jeugd.
Het is zichtbaar in de basisvaardigheden bij de jonge kinderen. Wij proberen daarom het gevoel van de straat in de jeugdopleiding te verwerken. Ze spelen tegenwoordig op kunstgras. In de tijd bij Ajax namen we de jeugd letterlijk mee naar het parkeerterrein. Dat vonden ze in het begin vreemd maar op een gegeven moment vonden ze het supergaaf. Het gaat erom dat je op verschillende ondergronden oefent, want de straat heeft een ander gedrag dan gras of kunstgras. Het bevordert de mobiliteit en het anticiperen op veranderingen. Het plein achter de Begoniastraat neem ik mee in de opleiding.

Wanneer merkte je dat je talent had?

Dat merkte ik vrij snel, rond mijn zesde. Ik wilde namelijk niets anders dan voetballen en sliep bij wijze van spreken ook met een bal. Je mocht pas vanaf een bepaalde leeftijd op voetbal, maar daar liet mijn moeder het niet bij zitten. Zij ging heen om te vragen of ik niet eerder toegelaten kon worden, “hij wil zo graag”. Het resultaat was dat ik eerder werd toegelaten, mijn moeder heeft daar een grote rol in gespeeld. Mijn ouders hebben me altijd enorm gestimuleerd. Mijn vader was ook gek van voetbal. Al vrij snel werd ik hoger geplaatst en is de bal letterlijk gaan rollen.

Waren er meer familieleden die talent hadden voor voetbal?

Mijn twee oudere broers Nico en Erik, eigenaren van de splinternieuwe Vishandel De Spijker bij Dirk van den Broek, konden allebei ook goed voetballen. Zij voetbalden ook altijd op het plein met vrienden. Als ze een ‘mannetje’ te weinig hadden mocht ik meedoen met die oudere groep. Met Johan Kroon, Harry Zwarthoed, Kees Tuijp† en Jack Kemper en vele anderen. Zij hebben niet allemaal gespeeld in het eerste elftal, maar wel op hoog niveau bij de amateurs.

Hoe ging de overstap van FC Volendam naar Ajax?

Toen we in 1987 promoveerden naar de Eredivisie zat ik net in het eerste elftal van Volendam. Ook werd ik topscorer met 23 doelpunten en dat viel op. Het volgende seizoen in de Eredivisie was zwaarder, we wonnen niet meer alles en ik werd af en toe gewisseld of helemaal niet opgesteld. Dat was niet leuk, maar tegelijkertijd ontvlamde daardoor een vuur bij mij en wilde ik nog beter worden. Toen heb ik mezelf voorgenomen om bij Jong Volendam altijd de beste te zijn. Ik voelde dat ik het talent had om nog beter te worden en dacht: niemand houdt mij tegen, ze kunnen niet meer om me heen. Het was mijn dagelijkse vlam en die voelde ik elke dag als ik het veld op ging.

Dit verhaal vertel ik ook tegen de spelers bij FC Volendam. Ik probeer ze veel aandacht te geven, en te trainen zoals ik vroeger graag getraind had willen worden. Veel individuele trainingen en dan vooral uitgaan van de sterke punten/wapens van voetballers. Als spelers zich ontwikkelen en dat is toch de bedoeling, dan is dat een samenspel van speler én trainer. Als trainer moet je je daarvoor open stellen. Natuurlijk wil ik spelers hier graag houden, maar soms is het duidelijk zichtbaar wanneer spelers klaar zijn voor een volgende stap. En dat hebben we dan met elkaar bereikt.

Hoe was het voor jou om op 21-jarige leeftijd van Volendam naar Ajax te gaan?

Dat was een droom die uitkwam, een eer. Andere Volendammers hadden er al gespeeld, zoals Gerrit en Arnold Mühren en Keje Molenaar. Arnold speelde ook nog bij Ajax, we reden geregeld samen naar Amsterdam. Ik heb ontzettend veel aan hem gehad. Met Gerrit heb ik heel vaak individueel getraind, dat was in de tijd dat hij bij Volendam betrokken was. Hij leerde mij wat de waarde is van individueel trainen. Toen al dacht ik: hier moet ik later iets mee gaan doen. De individuele aandacht helpt spelers snel vooruit. Het is altijd fijn als je een Volendammer tegenkomt, je spreekt dezelfde taal, begrijpt elkaar en gunt elkaar alles.

De periode bij Ajax was prachtig, waarin we landstitels en de UEFA Cup wonnen. Bij Ajax ligt er een ander soort druk op de wedstrijden, je moét winnen. Dat dwingt je om elke dag jezelf voor meer dan 100% te geven.

Wat vond je het mooiste aan je periode bij Ajax?

Dat vond ik het voetbal zelf, de manier van spelen. Daar kon ik tijdens het spel ook enorm van genieten. Na de verloren bekerwedstrijd Volendam - PSV op 19-01-2021 (0-2) heb ik dit ook gevoeld en besproken met de spelers. We hebben verloren, maar vooral in de eerste helft van de wedstrijd hebben we bewezen dat we het zelfs een topclub als PSV ontzettend moeilijk kunnen maken. Zeker in de eerste helft speelden we goed voetbal. Dat gevoel was fantastisch en moeten we vasthouden en smaakt naar meer. Dat is een proces met elkaar en voor elkaar. En dat leer je bij een topclub, dat heb ik bij Ajax geleerd.

Bobby Haarms, destijds de bekende assistent-trainer bij Ajax, zei tegen mij “het is niet één keer per week de beste zijn, maar je moet elke dag de beste zijn. Je moet elke dag de wedstrijd willen beslissen.” Later was hij weer bij Ajax werkzaam, als assistent van Louis van Gaal. Ik heb heel veel van hem geleerd. Hij zei ook: “je moet meer eten, je bent veel te mager!”

Was het logisch dat je daarna vertrok naar het buitenland?

Dat ontstaat vanzelf als je bij een topclub speelt. Als Ajax eenmaal op je cv staat, kom je meestal goed terecht. De eerste stap was een topclub, in mijn geval Ajax. De volgende stap is het Nederlands elftal. Als voetballer is de ultieme droom om voor je land te voetballen. Ik weet nog goed dat ik mijn debuut maakte voor het Nederlands elftal, dat was zeer speciaal. Ik viel in voor Ruud Gullit. In totaal heb ik 49 interlands gespeeld en 11 doelpunten gescoord. Een hoger podium dan een EK of WK is er niet, dan sta je als het ware in de etalage. Een prachtige ervaring, die ik twee keer heb mogen meemaken, in 1994 en ’98 (Verenigde Staten en Frankrijk).

Wat is je daarvan bijgebleven?

Heel veel. Het hele proces ernaartoe alleen al was fantastisch. Zo’n 17.000.000 supporters die met je meeleven en meekijken. Ik dacht: Daar zit ik maar mooi even bij! Dat prentte ik mezelf ook steeds in. Ik herinner me nog dat ik op het veld stond tegen Brazilië en mijn gedachte was: hier heb ik het wel voor gedaan, dat jongetje wat altijd aan het oefenen was op dat plein. Dat ventje loopt hier nu het veld op. Je komt een stadion binnen waar duizenden mensen een oranje shirt dragen. Dat geeft natuurlijk extra adrenaline.

Wilde je graag naar Italië of waren er meer clubs geïnteresseerd?

Er kwam belangstelling uit verschillende hoeken omdat we met Ajax ook internationaal aan het presteren waren. Inter Milan kwam vrij snel met een voorstel, het was duidelijk dat zij snel zaken wilden doen. We voerden de gesprekken in een keldertje in Den Haag. Het moest allemaal in het geheim.

De knoop was doorgehakt, het werd Italië. Hoe was dat voor jouw vrouw?

Het was 1993 en Gina en ik waren net getrouwd, we hadden nog geen kinderen. Het was voor haar best moeilijk in het begin. We hebben voorafgaand aan ons vertrek een paar maanden Italiaanse les gehad. Bij aankomst zijn we daar ontzettend geholpen door verschillende mensen. We betrokken een prachtig appartement. Een andere speler van Inter, Riccardo Ferri, woonde op een andere etage. Het was een historisch pand, pal aan het Comomeer. De aankomst is een grappig verhaal. We kwamen daar met een verhuiswagen, maar die bleek de bocht omhoog niet te kunnen maken. De bochten naar ons appartement waren daar te scherp voor. Toen kwam er een man aanrijden met een kleinere auto. Hij wist al dat wij zouden komen met een te grote verhuiswagen, die kleinere auto had hij van tevoren al geregeld! Die man was Fausto, eigenaar van een mooi restaurant en fan van Inter Milan. We hebben vaak gegeten bij Fausto, ook bij hen thuis. Hij regelde dingen voor ons of nam Gina mee naar de wedstrijd. Ook als er familie over was, zoals mijn ouders, schoonouders of broers, stond hij klaar.

Mijn ouders kwamen geregeld naar Italië. Ze waren natuurlijk enorm trots. Vooral de dag toen Dennis Bergkamp en ik in Milaan werden gepresenteerd. Wij kwamen in Milaan en bij het vliegveld stonden al duizenden mensen. Dat was voor ons best wennen.

Wat was voor jou de mooiste plaats om te voetballen?

In de Italiaanse competitie heb ik ontzettend veel geleerd. Ik was het spel van Ajax gewend, in Italië is het heel anders. De intentie van de komst van Dennis Bergkamp
en mijn persoon was om het spel te veranderen. In Italië is het spel meer verdedigend, en van daaruit counteren (snelle tegenaanval, red.). Ze wílden de speelwijze van Inter Milan wel veranderen, maar die zat diep geworteld in de club en cultuur. Inter heeft stadsgenoot AC Milan en daar speelden Gullit, Van Basten en Rijkaard. Inter is áltijd in strijd met AC Milan. De strijd in deze derby is ongekend. Qua beleving is het ongelooflijk om mee te maken. Dat heb je tussen meerdere clubs, maar de stadsderby Inter tegen AC Milan is zeer intens. Supporters en spelers nemen je daarin mee. Ik heb een keer mogen scoren tegen AC Milan, en als je dan ook nog wint.... Die ontlading is enorm en niet te beschrijven.

Wat is je mooiste goal geweest?

Mijn debuut bij Inter zal ik niet snel vergeten. Een afstandsschot vanaf 25 meter schoot ik keihard in de kruising. Maar nog mooier was de goal bij Inter in de finale van de UEFA Cup tegen Austria Salzburg. Ooit had ik bij Ajax ook zo’n belangrijke goal gemaakt, een afstandsschot tegen Torino. En toen scoorde ik het jaar erna, in 1994,
met Inter óók in de finale. Er stond enorm veel spanning op de wedstrijd Inter Milan-Austria Salzburg. Er zaten 80.000 mensen in het stadion en het bleef maar 0-0. Een bal van Salzburg kwam op de lat, we kregen kansen maar we beslisten de wedstrijd niet. Er was nog 5 minuten speeltijd. Ik won een kopduel op de middellijn, terwijl dat niet mijn grootste kwaliteit was. Liep mee met de bal en werd opnieuw aangespeeld, kwam bij het 16 meter gebied en de tegenstander ging glijden. De keeper kwam eruit en toen stiftte ik de bal over de keeper heen. Dat was de beslissing van de wedstrijd, de winnende goal. Een geweldig moment.

Wat miste je aan Volendam toen je in het buitenland woonde of wat juist niet?
Wij kregen regelmatig visite, dat was hartstikke leuk. Veel mensen kwamen bijvoorbeeld rond de vakantieperiode als ze in de buurt waren. Of vrienden van me kwamen een week over. Ze konden bij ons thuis of bij Fausto logeren, er was slaapruimte genoeg. Even makkelijk op visite bij je ouders is er niet bij, maar dat weet je van tevoren. Als je die keuze maakt, voor dat avontuur, horen dat soort dingen erbij.

Toen toch weer weg van het Comomeer. Waarom?

Na twee jaar Inter Milan ben ik vertrokken. Bij Inter speelde ik veel, maar de buitenlanders-regeling bestond nog. Dat betekende dat er drie buitenlandse spelers op het wedstrijdformulier mochten staan en je soms niet meespeelde. Tegenwoordig bestaat die regeling niet meer. En toen... kwam PSV met een goed verhaal, met Dick Advocaat. Hij was de trainer bij PSV en ik kende Dick nog als bondscoach van het Nederlands elftal. Dick en Arthur Numan belden mij continu: “we gaan een mooie ploeg bouwen, daar hoor jij ook bij Wim”. Geld was niet mijn drijfveer. Dan had ik bij Inter moeten blijven. Wat mij vooral trok, was niet per se de terugkeer naar Nederland, maar het plan van PSV. Sportief gezien was het beter. Er werd een mooi elftal geformeerd, de Braziliaanse voetballer Ronaldo was er net bijgekomen. We hebben een prachtige tijd gehad. PSV is een heel andere club dan Ajax, er was een gemoedelijke sfeer. We wonnen de landstitel met goed voetbal en met een mooi team. We waren een vriendengroep, we zagen elkaar niet alleen op het veld, maar ook daarbuiten.

Na drie jaar PSV ging je naar Engeland, Sheffield Wednesday.

Deze belangstelling ontstond na drie jaar PSV. Mijn zoon Joey was inmiddels geboren. Bij de bevalling ben ik alleen telefonisch aanwezig geweest.

Hoe ging dat?

Tijdens die transfer van Inter naar PSV was onderhandeld dat we ook een oefenwedstrijd tegen elkaar zouden spelen. In de voorbereiding van de nieuwe competitie gingen we met PSV naar Italië, mijn vrouw bleef thuis in Nederland. Ze was hoogzwanger dus ik vroeg of ik wel weg kon. Dat kon makkelijk zei ze want de uitgerekende datum was pas vier weken later. “Dat loopt geen vaart." 's Middags belde ik haar nog, de wedstrijd zou ’s avonds plaatsvinden. “Ik kan nú nog terug hè.” Maar dat hoefde niet, er was niks aan de hand. Nou... je raadt het al. Wij speelden de wedstrijd en net na afloop werd ik gebeld. Ik nam de telefoon aan en toen was Gina al in het ziekenhuis. Toen kon ik niet meer terug. Vanaf mijn hotelkamer hielden we contact. Ze moest af en toe ophangen om de weeën op te vangen. “Bel me over twee minuten even terug!” Daarna belden we weer met elkaar. Ik liep te ijsberen door de kamer en op de gang. Door de telefoon hoorde ik “een jongen!”. Dat was echt heel gek, het was rond 12 uur ’s nachts. Dick Advocaat was inmiddels op de hoogte en na de geboorte van Joey hebben we daar champagne gedronken. Dat was natuurlijk hartstikke leuk en speciaal. De volgende morgen heb ik uiteraard de allereerste vlucht naar huis genomen. Bij de geboorte van Kayleigh was ik er wel. Dat was ook vreemd want mijn schoonvader was net overleden. Dus dat was vreugde en verdriet tegelijk.

Hoe ging het met jouw zoon in Engeland?

Hij was drie jaar en ging naar ‘nursery school’ (kleuterschool. red.). Die leraressen deden het fantastisch, ze waren als moedertjes voor hem. Maar hij vond het in het begin verschrikkelijk. Hij werd goed opgevangen als we hem wegbrachten. “Hello Joey!” Omdat hij zo jong was pikte hij de Engelse taal ontzettend snel op. Binnen een paar maanden sprak hij vloeiend Engels.

Als je zou moeten kiezen tussen Italië of Engeland?

De landen zijn allebei heel mooi. Beide culturen ademen voetbal, dat voel je. Sheffield Wednesday was een ‘lagere ’club, geen topclub. Wat ik heel mooi vond in Engeland was de dankbaarheid van supporters. Dat is in Italië heel anders, daar gaat het enkel en alleen om winnen. Je hoeft ook niet heel goed te spelen, als het resultaat maar goed is. In Engeland zien de supporters het voetbal ook als entertainment. En als je met elkaar alles eruit probeert te halen en je best hebt gedaan, is het ook goed. Ze blijven je altijd steunen, ook als het even minder gaat. Dat heb ik bij Sheffield ook gezien. We hadden een mooie tijd, maar ook een moeizame tijd. Desondanks bleef de reactie van de supporters geweldig. Er heerst daar ook armoede en voetbal is voor hen een belangrijke uitlaatklep.

Veel armoede? Hoe was het om daar te wonen?

Sheffield is een soort industriestad en we hebben ook reacties gehad als: “wat doe je hier...? ’Maar aan de buitenkant van Sheffield, bijvoorbeeld in Yorkshire, is het prachtig wonen. Dat gebied is precies wat je je voorstelt bij Engeland. Wij woonden ook aan de buitenkant, niet in Sheffield, maar in Dore. Toen mijn vrouw in die omgeving aan het kijken was naar huizen, zag ze het huis en wist het: dit is het! En dat is ons huis geworden.

We hebben daar een geweldige tijd gehad. En ook daar zijn we goed opgevangen door de buren. We woonden in een soort gesloten hofje. Na binnenkomst op een bosrijke laan, stonden vijf huizen. Toen we er net woonden hebben we de buren uitgenodigd om kennis te maken, we hadden Volendammer ‘hapjes’ zoals zalm en gerookte paling. Dat vonden ze geweldig, het contact was meteen gelegd. We hebben ontzettend veel aan hen gehad. Na ons vertrek hebben we ook lang contact met ze gehouden en elkaar geregeld opgezocht.

Kun je iets vertellen over Plan Cruijff?

Ik was al ambassadeur van De Cruyff Foundation. Die richt zich voornamelijk op kinderen, activiteiten voor gehandicapten en speelvelden, de zogenaamde Cruyff Courts. Een link met Johan Cruijff was er al. Na mijn voetbalcarrière ben ik een tijd werkzaam geweest bij FC Volendam. Na Volendam ging ik bij Ajax aan de slag als individueel trainer. Dit begon klein, maar steeds vaker vroegen spelers zélf om individuele trainingen. Die aandacht vonden spelers ontzettend leuk. Zo ontstond het individuele denken. In die tijd heb ik ook Ruben Jongkind ontmoet, nu ook onderdeel van ‘Team Jonk’. Hij was looptrainer en kwam uit de atletiekwereld. We gingen letterlijk bij mij op zolder zitten om plannen uit te werken: ‘Hoe denken wij over individuele ontwikkeling van spelers? ’Ruben heeft een bedrijfskundige achtergrond dus die is heel goed in het uitwerken van de plannen, het weergeven van de structuur en de plannen in groter perspectief te zien. Zo zijn we begonnen. Op een moment dat Ajax niet goed presteerde, in 2010, kwam Johan Cruijff naar me toe: “Er moet iets gebeuren. Jij loopt daar toch, wat zijn jouw gedachten erover?” Ruben en ik hebben ons plan, over hoe we de jeugdopleiding konden verbeteren, aan hem gepresenteerd. Na overleg met o.a. Rijkaard, Van Basten, Winter, en Van ’t Schip zijn er nog enkel aanpassingen aangebracht. Dat is plan Cruijff geworden.

Team Jonk

Ik was hoofd opleidingen bij Ajax en kreeg daar een conflict betreffende ‘Plan Cruijff’, daar is alles wel over bekend. Na het vertrek bij Ajax zijn alle mensen die solidair waren met de visie ‘Plan Cruijff’ óók opgestapt. Meer dan 25 mensen. Het merendeel van die mensen hield contact met elkaar. Op een gegeven moment hebben we onze krachten weer gebundeld en het oorspronkelijke ‘Plan Cruijff’ verder uitgewerkt. We wilden onze filosofie bij andere clubs aan de man brengen, mensen inspireren. We begonnen met het geven van cursussen voor coaches door heel Nederland. Ook kwamen er coaches uit het buitenland op af. Dat was supergaaf om te doen. Zo kwam ik op allerlei plaatsen terecht, over de hele wereld. China, Amerika, Portugal, Abu Dhabi, noem maar op. En toen belde Jan Smit.

En de rest van ‘Team Jonk’? 

Een aantal van de mensen die waren vertrokken bij Ajax werkt nu hier. Waaronder Jasper van Leeuwen als technisch directeur, Ruben werkt vooral aan de opleiding en de samenwerking met RKAV Volendam. Vanaf het begin heb ik gezegd: Volendam kan niet zonder zijn opleiding. Dat moeten we verbeteren. Er gaat veel goed, maar kunnen we veel beter. Wat we bij Ajax hebben gedaan moeten we ook hier implementeren voor de toekomst van FC Volendam.

Hoe zie jij die toekomst?

Mijn eerste gedachte was om supporters weer naar het stadion te trekken. Om de tribunes, door goed voetbal, als het ware weer 'vol te spelen' met supporters. Vroeger kreeg ik van mijn vader een gulden en dan mocht ik naar het stadion voor een wedstrijd. Op de staantribune achter het doel. Als ik de laatste jaren in het stadion kwam zag ik geregeld mensen met hun rug naar het veld toe zitten, ze keken niet eens. Dat deed pijn. Dat voelde niet goed. Dat mag niet nog een keer gebeuren. Die sfeer van vroeger, die wil ik graag weer terug halen. Het gevoel dat mensen weer graag naar het spel komen kijken. De laatste wedstrijd vóór corona, tegen Jong Ajax, zaten er ruim 6000 mensen. De bevestiging dat we op de goede weg waren. Nu is er corona, maar anders had het stadion waarschijnlijk vol gezeten tijdens de bekerwedstrijd FC Volendam-PSV in januari.

Vorig jaar, ons eerste jaar samen FC Volendam en Team Jonk, hebben we een prachtig seizoen gehad met onder andere het winnen van de periodetitel. We zaten in de nacompetitie toen de competitie werd beëindigd vanwege corona. Dat is erg jammer want we zullen nooit weten hoe het zou zijn geëindigd. We waren ontzettend goed op weg. Dit jaar zijn we o.a. door blessures een beetje terug geworpen in de stand. Maar we blijven bouwen aan waar me mee bezig zijn. Ik merk heel goed hoe zichtbaar Volendam weer is geworden. Niet alleen in, maar ook buiten Volendam kun je merken hoe er over ons wordt gesproken. Het was een wens om Volendam weer op de kaart te zetten. Met aanvallend en aantrekkelijk voetbal waar mensen over praten.

Heel wat anders. Er staan meerdere Volendammers klaar om misschien deze zomer naar de Olympische Spelen in Tokio af te reizen. Jessica Schilder is inmiddels van deelname verzekerd. Terwijl Carla Braan 45 jaar geleden de enige Volendamse is geweest op de Olympische Spelen in Canada. Heb je daar een verklaring voor?

Dat zit denk ik in het DNA van dit dorp. Op alle vlakken en dat maakt het uniek. Al is iemand schilder, muzikant, timmerman of mensen in het bedrijfsleven. Men wil hier graag iets bereiken. Iedereen stimuleert elkaar. Als het voetbal hier goed gaat, stimuleert dat jongeren om te gaan voetballen. Dat geldt ook voor schaatsen, zwemmen en andere sporten. Natuurlijk scheelt het ook dat we in een dorp wonen. Je moet voorbeelden hebben waardoor je denkt: ‘dat wil ik ook’. Het is toch prachtig dat je als individueel sporter mag dromen van een Olympische Spelen... dat maakt mij ook trots.

Wie was jouw inspiratiebron?

Dat was Cruijff. Mijn vader was altijd al groot fan van Johan Cruijff. Hij stond op eenzame hoogte. Ook was hij groot fan van Van Hanegem. Dat ik dan later zoveel contact had met mijn inspiratiebron Cruijff was heel bijzonder, ik had hem twee à drie keer per week aan de telefoon. Dat ging over voetbal, Ajax of over de details binnen het spel. Het was uniek om met Cruijff daarover te sparren. Daar denk ik nog vaak aan terug. Het was natuurlijk fantastisch om met iemand als Johan te mogen samenwerken en ik heb ontzettend veel van hem geleerd. Trouwens, mijn vader was ook een groot fan van Toon Hermans. Daar ben ik mee opgegroeid.

Je had een goede band met Johan Cruijff. Kun je een anekdote over hem vertellen?
Dat zijn er ontzettend veel, maar hij was bijvoorbeeld iemand die áltijd drie stappen vooruit dacht. Dat is ook een van de belangrijkste dingen die hij aan mij heeft meegegeven, hij zei: “blijf vooruit denken. Het spel ‘aanvallend ’betekent vooruit. Maar dat is met alles het geval. Zeker als je later trainer zult zijn, moet je met alles vooruit denken. Ook om het te managen als je succesvol bent. Juist dan moet je soms harde beslissingen nemen. Daarmee ben ik zelf vaak de mist in gegaan. Maar dúrf harde beslissingen te nemen want stilstaan is achteruitgang", aldus Johan.

Verder zei Cruijff tegen me: “Tegen 10 man spelen, kun je trainen. Aan het einde van de wedstrijd 1-0 achter kun je trainen. Daar wordt verkeerd over gedacht.” En omdat Cruijff iemand was die altijd vooruit dacht, trainde hij bijvoorbeeld dingen die nog niet waren gebeurd. Want... zei Cruijff: “Als ik het getraind heb, dan heb ik het alvast gedaan."

En dit soort zaken trainde hij dan tijdens de voorbereiding op het seizoen. Tegen bijvoorbeeld een amateurclub. Of als Barcelona thuis 3-0 vóór stond en er nog 10 minuten gespeeld moest worden, liet hij Barcelona spelen alsof ze 1-0 áchter stonden. Een training in een wedstrijd. Dan zette hij er een spits bij en was het alles of niks. Supporters keken dan wel eens raar op: ‘wat gebeurt hier?' Op een gegeven moment wisten de supporters dat. Cruijff vertelde me: “Normaal als je club, aan het einde van een wedstrijd, voor staat gaan de supporters naar huis. Het spel is gespeeld. Maar nu bleven ze zitten want ze wisten: de laatste 10 minuten gaat er nog wat gebeuren. En op het moment dat zo'n situatie zich écht voordeed, was het al getraind.”

En verder zei hij, echt op zijn ‘Cruijffs’: “Dus Wim, daar moet je ff over nadenken. Ja het klinkt heel logisch, maar de meeste trainers gaan dat pas achteraf trainen als ze zien dat iets niet lukt. Tja... ík had het al getraind.”

Wil je als afsluiter nog iets meegeven aan de lezers van het Bedakkertje?

Je hoopt dat je dingen doorgeeft. Dat hoop ik van mezelf, ik probeer ook een inspiratiebron te zijn voor anderen. Voor spelers, voor trainers. Zo ben ik zelf ook altijd geïnspireerd geraakt door andere mensen. Het gaat mij erom met elkaar dingen voor elkaar te maken. Goeie dingen uit de grond te stampen. Ik vind het gaaf om zoiets te realiseren, spelers zichtbaar maken en ook als trainer je stempel drukken. Dat je met een mooie groep mensen mooie dingen doet. De weg naar de Heen en Weer!

Door Denise de Boer