Over de Spaanse afkomst van de Volendammers

08-01-2018

Deze wintereditie van 2017 van het Bedakkertje heeft als thema ‘Spanje’. Een onderwerp waar we dan over kunnen schrijven is onze vermeende Spaanse afkomst. Als je met oude foto’s op bezoek bent bij mensen, of je komt er met een informatieve vraag over een familie wordt nog wel eens de kwestie aan de orde gesteld, hoe het nou eigenlijk zit met onze Spaanse afkomst. Stammen wij nou echt af van Spanjaarden of is dat maar een fabeltje? Een aantal van de eerste inwoners van Volendam zou afstammen van de Basken. Baskenland is het noordelijke deel van Spanje; het grondgebied loopt zo’n beetje van de westkust, dus de kant van de Atlantische Oceaan, richting het oosten naar de Pyreneeën en het loopt dan nog een stukje door in het huidige zuidwesten van Frankrijk. 

Als geleerde mensen erover schrijven

Hoe komen we aan de wijsheid dat we van Spanjaarden zouden afstammen? Tja, als geleerde mannen erover gaan schrijven... Na de ontdekking van Volendam in 1875 door de Franse onderzoeker Henri Havard werd Volendam druk bezocht door mensen uit alle delen van de wereld en om allerlei verschillende redenen. Niet alleen toeristen, maar ook heel veel kunstenaars, professionele fotografen, journalisten en verslaggevers van kranten en bladen. Ook wetenschappers die onderzoek kwamen doen naar een bepaald onderdeel van onze cultuur en folklore. Ir. Jan Spaander, broer van Leendert Spaander, de grondlegger van het befaamde Hotel Spaander, was de eerste. Hij schreef over mogelijk Spaanse invloeden in zijn overigens zeer interessante boekwerkje ‘Stille Krachten’, dat in 1948 uitkwam. 

Hier staat Bruin Tuyp, ‘Bruin Pot’, aan de haven. Hij had een souvenirhandel op de hoek van het Oude Draaipad. Bruin was een zoon van ‘De Vorst’ en ‘Zwarte Neel’, het echtpaar op de foto hierboven.

In de beginjaren ‘50 van de vorige eeuw kwam Prof. dr. Jac van Ginneken onderzoek doen naar ons dialect. Voor zijn boek ‘Drie Waterlandse Dialecten’, dat uitkwam in 1954, verbleef hij geruime tijd in Volendam. Als buitenstaander vielen hem bepaalde dingen op. Bijvoorbeeld over ons uiterlijk, waarvan hij vond dat wij heel veel gelijkenis vertoonden met Zuid-Europese volken. Wat hem verder opviel was de typische hurkzithouding van de mannen, wanneer zij ‘s middags bij elkaar zaten op de dijk. Urenlang konden zij dat volhouden, elkaar aankijkend, maar vaak zonder iets te zeggen. Volendammers zouden daarom ook een Oriëntaalse (Turkse, Arabische) inslag kunnen hebben. Ook schreef hij dat de Volendammers het vissen mogelijk  hebben geleerd van Spanjaarden, die zich na de slag op de Zuiderzee hier gevestigd zouden hebben. 

Een jaar of 15 later kwam W.B.E. Veurman naar Volendam om onderzoek te doen naar onze muziekcultuur. Hij schreef het boek ‘Leven en Lied’ dat in 1968 uitkwam. Veurman ontzenuwde de veronderstellingen van Van Ginneken enigszins, maar schreef vervolgens zelf dat onze ‘eigen’ stijl van zingen terugvoerde naar die in de  Zuid-Europese landen. Onze manier van zingen leek op die van de Spanjaarden en onze mentaliteit zou ook lijken op die van mensen in Spanje.

Onze eigen Bruin Schilder, ‘Bruintje Peeuw’, oprichter en hoofdredacteur van ons aller Nivo haalde alle bevindingen van Van Ginneken, Veurman en Spaander weer aan in zijn eerste boek ‘Volendam, Ontstaan en Geschiedenis’.

En als er zoveel over wordt geschreven, door zulke geleerde mensen nog wel, en er wordt naderhand nog lang genoeg over gepraat, dan is men op den duur toch geneigd te geloven dat het wel zo zal zijn. Maar let op: die geleerden schrijven niet dat wij Turken of Spanjaarden zijn. Wel dat de mannen in hun vreemde hurkhouding op Turken zouden lijken en dat zowel mannen als vrouwen met hun vrij donkere uiterlijk, hun zangstijl en mentaliteit veel weg hadden van de inwoners van Spanje. Niet dat we echt Spanjaarden waren. Nou wilden wij indertijd denk ik liever Spanjaarden zijn dan Turken en dus kozen we voor Spanje als het vermeende land van onze afkomst.

Alles is mogelijk

Aan de andere kant: in de genealogie, het onderzoek naar de familiegeschiedenis, is alles mogelijk. Je kunt de leukste en meest verrassende vondsten tegenkomen. Het is daarom ook niet uit te sluiten dat er iets van waarheid zit in de gedachte dat de inwoners van Volendam voor een deel van Spanjaarden afstammen. Maar het gaat er natuurlijk om dat het ergens zwart op wit beschreven staat.

 Theoretische mogelijkheden van Spaanse afkomst

Er bestaan wel theorieën (geleerde mensen gebruiken daarvoor het woord ‘hypothesen’) die aangeven dat het mogelijk is dat indertijd een aantal Spanjaarden naar Volendam is gekomen om zich hier te vestigen. Het is echter nooit bewezen.

Matrozen van de Spaanse vloot 

Die mogelijkheden liggen in onze vaderlandse geschiedenis en dan met name in de beginjaren van de 80-jarige oorlog tegen Spanje, die duurde van 1568 tot 1648. Wat begon als een godsdienstoorlog veranderde al snel in een vrijheidsoorlog tegen de Spaanse overheersing. Vooral in de beginjaren, ongeveer van 1570 tot 1600, werd er hevig strijd geleverd. De Spaanse koning Filips ll wilde de baas blijven in belangrijke Noord-Hollandse steden als Amsterdam, Haarlem, Hoorn, Enkhuizen en Alkmaar. Ten eerste om zijn macht te behouden, maar deze handelssteden leverden ook veel geld op. Een aantal steden was in opstand gekomen en Filips leek ook het tot dat moment Spaansgezinde Amsterdam te verliezen. Een deel van de Spaanse vloot werd naar de Zuiderzee gedirigeerd om Amsterdam te beschermen. In oktober van het jaar 1573 vond de bekende Slag op de Zuiderzee plaats, waarbij de Spanjaarden werden vernederd en verslagen. Hun admiraal, de Graaf van Bossu, was zo ontevreden over een aantal van zijn manschappen, dat hij ze in roeiboten liet plaatsnemen en wegstuurde. Eén van de theorieën is vervolgens dat één of meer van die roeiboten op het vasteland terecht zijn gekomen, mogelijk ook nabij Volendam. Deze soldaten zouden dan weer getrouwd zijn met Waterlandse vrouwen, zich hier hebben gevestigd en de Volendammers het vissen hebben geleerd.

Spaanse harpoeniers uit Baskenland

Een halve eeuw later begon voor Nederland de Gouden Eeuw. De walvisvaart was ontdekt. Medemblik, Hoorn, Enkhuizen en De Rijp hadden eigen rederijen en eigen walvisvaarders die op jacht gingen in de wateren van de Noordelijke IJszee rond Spitsbergen. Werd een walvis gesignaleerd, dan werd een roeibootje neergelaten waarin enkele moedige mannen plaatsnamen, waaronder een harpoenier. Zij roeiden richting de walvis en probeerden het beest te raken met de harpoen. Was dat gelukt, dat werd het aan een stevig touw naar het schip getrokken en naar Spitsbergen vervoerd waar het dier werd verwerkt en het werd vlees gekookt tot walvistraan. De reders huurden aanvankelijk Spaanse harpoeniers in; deze waren ontzettend moedig, verstonden het vak en hadden het meeste succes. Zij leerden het vak vervolgens aan de Nederlanders. De dure Spanjaarden werden toen afgedankt en keerden in de meeste gevallen terug naar eigen land. Sommigen zouden hier gebleven zijn en een plekje hebben gezocht waar zij zich konden vestigen, mogelijk ook in de buurt van Volendam. Zij verstonden het vissersvak. De meeste van die Spaanse harpoeniers kwamen van San Juan de la Luz, een havenstad die tegenwoordig bij Frankrijk hoort.

Gevluchte en gedeserteerde soldaten

Dan had je nog de gefrustreerde Spaanse soldaten. In hun strijd om de macht probeerden de Spanjaarden heel Noord-Holland onder hun bewind te krijgen. Zij belegerden en veroverden Haarlem en legden een beleg rond Alkmaar. De Spaanse legers bezetten Zuiderwoude en kwamen ook al richting Monnickendam! Zover kwam het niet. De strijd tegen Alkmaar werd verloren. Bekend is de uitroep: ‘Bij Alkmaar begint de Victorie’. Alkmaar werd zo sterk verdedigd, dat de Spanjaarden er niet binnenkwamen. De weersomstandigheden hielpen mee: het regende zo veel en zo lang, dat de soldaten met hun zware pakken wegzakten in de modder en de kanonnen waren onmogelijk nog te vervoeren. Dan waren er, zoals elke keer in tijden van oorlog, problemen met de uitbetaling van de soldij. Veel Spaanse soldaten namen de vlucht of deserteerden en waaierden uit over heel Noord-Holland, op zoek naar onderdak en eten. Ook dat is dan weer zo’n theorie, dat het mogelijk is dat enkelen hier zijn terecht gekomen.

Spaans Fort in Volendam

Jan Spaander schrijft in zijn interessante boekwerkje ‘Stille Krachten’ dat aan het begin van het Noordeinde ooit een versterking heeft gestaan die het ‘Spaans Fort’ werd genoemd. Het stond op het stuk grond tussen de Kerkebreek, het Kerkplein en het Kerkepad, ongeveer op de plaats van de voormalige bakkerij van Ab van Pooij. Op de fundamenten hebben ze later een boerderij gebouwd. De hooiberg was direct aan de Kerkebreek, op de hoek van het Kerkplein. Op oude foto’s en op schilderijen zijn de contouren daarvan nog te zien. Het Fort moet er al zijn geweest, vóórdat de Spanjaarden naar Nederland kwamen en diende ter verdediging tegen invallen van de Friezen en de Geldersen, die met bepaalde regelmaat onze kant op kwamen om hun visserij-’rechten’ op te eisen. Andersom gebeurde dat ook. Maar diezelfde Jan Spaander schrijft ook, dat op het Fort nooit een Spaanse soldaat ingekwartierd is geweest en dat er nooit een letter Spaans is gesproken. Die theorie gaat dus ook niet op. 

Vechtpartij in herberg in Katwoude

Er is nog wel een interessant stuk uit het jaar 1632 over een vechtpartij tussen een Volendammer vissersknecht en een jongeman uit Katwoude. Als enige tussen alle andere plaatsen die waren overgegaan naar de nieuwe godsdienst, het protestantisme, bleken de Volendammers vast te hebben gehouden aan het katholieke geloof. Bij een bezoek aan de herberg ‘De Pelsen’ in Katwoude werd de Volendammer visser verweten dat hij nog steeds voer met de Spaanse vlag in top. Het betreft een Cornelis Janszoon (ook al niet veel Spaans in de naam), die een tijdje daarna met enkele vrienden verhaal kwam halen. Het liep uit op een vechtpartij waarbij Cornelis gewond raakte door messteken, waarschijnlijk toegebracht door een derde persoon. De getuigen beweren dat Pieter Simonsz, de jongeman van Katwoude, steeds geprobeerd heeft de zaak te sussen, maar dat de Volendammers er bewust op uit waren geweest hem aan te pakken en te verwonden. Het was overigens niet zo vreemd dat zij met zo’n getuigenis kwamen: het waren de waard en de waardin van de herberg en goede bekenden van de Katwouder jongeman. Er zijn altijd twee kanten aan een verhaal. Hoe het verder is afgelopen is niet bekend.

Nooit een spoor van Spaanse afkomst gevonden

Alle bovengenoemde theorieën gaan niet op, omdat er nooit bewijs is gevonden voor Spaanse aanwezigheid in onze contreien. Dan zou je ook Spaanse voor- en achternamen moeten kunnen vinden in de kerkelijke doop-, trouw- en begraafboeken  en dat is tot nu toe nooit gebeurd. Andere bewijzen in andere bronnen zijn er niet. Mogelijk dat bij een uitgebreid DNA-onderzoek matches worden gevonden die terug te voeren zijn naar Spanje. 

Gebruikte literaire bronnen:

Jan Spaander, ‘Stille Krachten’, 1948

Jac van Ginneken: ‘Drie Waterlandse Dialecten’, 1954

B.W.E. Veurman: ‘Volendam, Leven en Lied’, 1968

Bruin Schilder, ‘Volendam, Ontstaan en Geschiedenis’, 1972

Leen Appel, ‘De Slag op de Zuiderzee’, 1973

Dick Brinkkemper, etc.: ‘Volendam Schildersdorp 1880-1940’, uit 2009

Met vriendelijke groet van Jan Schilder Vik