Interview met Olympische kampioen Yvonne van Gennip

02-10-2016

Nederland is een schaatsland en hoewel de winter nog ver weg is willen we een schaatslegende aan het woord laten die iedereen ongetwijfeld kent: Yvonne van Gennip.

Geboren als Yvonne Maria Therese van Gennip op 1 mei 1964 in Haarlem. Yvonne is een van de meest succesvolle schaatssters die Nederland heeft voortgebracht. Zij won tijdens de Olympische winterspelen van 1988 in Calgary, Canada, 3 gouden medailles: op de 1500, de 3000 en de 5000 meter. Zij evenaarde daarmee het record van de allergrootste sportlegendes van Nederland als Ard Schenk en Fanny Blankers Koen. Yvonne woont al een aantal jaren in Volendam, samen met Jaap de Groot hoofdredacteur sport van dagblad de Telegraaf. 

Op de vraag of zij mee wilde werken aan een editie van het Bedakkertje gaf zij meteen gehoor en tijdens een gezellige avond vertelde zij hoe zij met haar schaatscarrière zover is gekomen.

Yvonne, was bij jou als kind al duidelijk dat jij een talent had voor schaatsen?

Welnee, Ik vond alles leuk. Paardrijden, turnen, tennis. In ons gezin was ik een nakomertje en mocht daarom wat meer dan mijn broer en andere zusjes. Schaatsen kwam eigenlijk per toeval daarbij . De gemeente Haarlem wilde wat meer aandacht schenken aan sport. Op school werd toen aangeboden dat je met de bus naar de ijsbaan kon in Alkmaar (De Meent). Net zoals zoveel kinderen uit Volendam dat nu ook doen. Ik vond  de busrit eigenlijk het gezelligst. Drukte maken en lachen. Ik was helemaal niet zo fanatiek. Als het te koud werd ging ik liever in de naastgelegen sporthal spelen tijdens het schaatsuur. Ik moest dan wel zorgen om precies op tijd weer bij de bus te staan.

Wanneer ontdekte je dat schaatsen voor jou de sport was?

Toen ik werd geselecteerd voor de jeugdselectie werden de trainingen intensiever en frequenter. Een of twee trainingen per dag. Daarbij zat ik op het gymnasium met het nodige huiswerk. Het was dus goed plannen geblazen om dat op een goede manier te combineren. Na mijn eindexamen is er een periode geweest waarin ik ’s winters naar een gastgezin in Heerenveen ben gegaan zodat we zelfs drie keer per dag konden trainen. Ik was een echt vaderskindje. Hij bracht mij elke dag naar de training. Hij stopte een uur eerder met zijn werk en tijdens mijn trainingsuren las hij dan verder in zijn stukken om zo toch zijn werk af te kunnen krijgen. Omdat ik toen ook echt te maken kreeg met professionele begeleiding moest ik ook kiezen. Het was zwaar in het begin. Mijn lichaam was niet gewend om zoveel te trainen Maar toen ik zag dat het resultaat opleverde en ik met   sprongen vooruit ging was dat wel een stimulans. Ik begon al snel met het verbeteren van persoonlijke records.

In je autobiografie Winterkoninkje staat een foto waarop jouw opa staat met je moeder. Beiden op schaatsen. Mag je zeggen dat het toch al in jouw genen zat?

Misschien wel. Opa schaatste toen zelfs al op noren. Hij had een afdruk van zijn voeten gemaakt op karton. Dat werd geknipt en opgestuurd naar Noorwegen waarna mijn opa de schaatsen kreeg. Schijnbaar hadden we nog niet zulke schaatsen in Nederland.

Nadat je in de jeugdselectie was opgenomen is je schaatscarrière langzaam  maar zeker op gang gekomen. De aanloop naar je grootste overwinning ging zeker niet vanzelf. Hoe is dat gegaan?

In die tijd had je de schaatssters uit de voormalige DDR. Met name Andrea Ehrig en Karin Kania waren degenen die de dienst uitmaakten en leken onverslaanbaar. Maar in de aanloop naar de Olympische spelen begon ik in het seizoen daarvoor met het verbeteren van twee wereldrecords op de ijsbaan Thialf in Heerenveen. Opeens leek ik ook een kanshebber te worden op een medaille tijden De Spelen.

Die Oost-Duitse meiden schrokken zich een hoedje. Ik had ze mooi even de stuipen op het lijf gejaagd. Dat schaatsseizoen 1987-1988 zouden we een hoogtestage gaan houden in Butte Noord Amerika. Van daaruit zouden we daarna naar Calgary vertrekken om kennis te maken met de olympische schaatsbaan.

In de aanloop daarnaar toe kwam ik tijdens een trainingsronde op de fiets ten val. In eerste instantie dacht ik nog dat het mee viel maar al gauw bleek dat er een breuk zat in mijn arm. Met een ingepakte arm moest ik toen mijn trainingsschema proberen af te werken. Op een “gewone” fiets ben ik toen gaan trainen. Je houding is dan zó anders dat ik al gauw last kreeg. Ik had geen alternatief en wilde mijn conditie op peil houden. [Trouwens op die fiets rij ik nog steeds].

Maar door die slechte voorbereiding dacht ik dat ik mijn kansen al had verspeeld. Toen we daarna vertrokken naar Butte had ik een beetje last van een zere plek op mijn voet. Dat bleek een fistel te zijn. Omdat de veters van mijn  schaatsen daar steeds tegenaan schuurden had ik aan de teamarts gevraagd daar iets op te doen zodat ik er tijdens het schaatsen niet zoveel last van zou hebben. Hij dekte dat wondje keurig af en sloot het luchtdicht af. Het gevolg was dat mijn voet na die dag zoveel was opgezwollen van het opeengehoopte vocht dat ik mijn schaatsen niet meer uit kon krijgen. Mijn trip naar de ijsbaan van Calgary werd afgelast en ik moest terug naar Nederland om geopereerd te worden aan die voet. Een algehele narcose zorgde ervoor dat ik de weken daarna niet in staat was om nog redelijk mee te kunnen draaien. Tjaard Kloosterboer heeft mij toen apart genomen. Hij stelde een apart trainingsschema voor mij op. Niet teveel en niet te snel weer alles willen. “Neem je tijd”, zei Tjaard. Daar moest ik mij aan houden.

Dan komt de dag dat je met de schaatsploeg vertrekt naar Canada  Dacht je toen dat je nog kans maakte op een medaille?

Toen we met de schaatsploeg vertrokken ging alle aandacht uit naar de mannen. Dat was voor mij wel fijn. Ik kon in alle rust de baan van Calgary voor het eerst gaan testen. Toen ik op het ijs stond had ik wel het gevoel dat het lekker ging.  Elke klap was raak. Ik vond het ijs heerlijk. Die Duitse meiden gingen vóór mij rijden en ik kon in alle rust aansluiten. Totdat de trainer mij aanraadde om eens vóór hen te gaan rijden en ze een beetje te laten schrikken. Ik was helemaal niet zo zelfverzekerd maar het ijs reed zó lekker dat ik ze een beetje uitdaagde  

En dan rijd je de eerste afstand 1500 meter en verbeter je de tijd die de Oost-Duitse vrouwen hadden neergezet.

Kwam dat voor jezelf als een verrassing?

Toen Karin Kania ging rijden zag ik dat haar bewegingen niet soepel waren. Ze zat het ene moment hoog en dan weer laag. Een teken dat ze niet goed reed en opeens was bij mij dat gevoel dat elke klap raak was. En dan goud winnen, dat geeft je zoveel zelfvertrouwen. De eerste gouden medaille was binnen.

Op dat moment zaten de Nederlandse journalisten in het vliegtuig terug uit Calgary naar Nederland. Hoe kon dat gebeuren?

De mannen schaatsploeg had een paar goede rijders, daar had de Nederlandse pers op gerekend. In die tijd schaatsten de mannen hun toernooi een week eerder dan de vrouwen. Dus toen zij klaar waren vertrok de pers...... Hals over kop moesten ze toen van hun redactie allemaal weer terug vliegen naar Canada.

En die beroemde muts met “GOUD HÉ” lag die soms al klaar?

Na de eerste gouden medaille had een bedrijf uit Nederland deze muts gemaakt en laten verzenden. Het had iets te maken met een sportprogramma van Harrie Vermeegen op dat moment. Toen ik hem zag durfde ik hem niet op te zetten. Ik was bang dat ik het lot zou tarten en dat alles dan mis zou gaan. Maar na de derde gouden plak ging deze foto de hele wereld over.

Kun je je het gevoel op medal plaza (medaille podium), nog herinneren, de huldiging. Hoe voelde dat?

Na de laatste rit ben ik in mijn eentje teruggelopen naar de eetzaal van het olympisch centrum. Zo’n enorme eetzaal waar honderden tafels en stoelen stonden. Daar ben ik gaan zitten. Zomaar even in mijn eentje, om het gevoel te laten bezinken om even na te genieten zonder iemand erbij. Te beseffen wat er was gebeurd. Dat was mijn moment  Dat had ik gewoon even nodig omdat het toen pas tot me doordrong wat ik had gepresteerd.

Dan terug in Nederland, het hele land kende opeens Yvonne van Gennip. Met 3 gouden plakken om je hals stap je uit het vliegtuig.

Dat was ongelofelijk. Zoveel mensen die probeerden een glimp van je op te vangen. Zoveel bloemen, zelfs de toenmalige prins, nu onze koning, Willem Alexander was er om mij welkom te heten en te feliciteren. De ene huldiging volgde op de andere. Heel Nederland stond op zijn kop.

Deel je dan ook je leven in? Een leven vóór de spelen en een leven ná de spelen?

In het begin had het natuurlijk een hele grote impact op je leven. Iedereen wilde je aan tafel in zijn programma. Ik moest winkels openen, werd overal voor gevraagd. Thuis kwamen er dagelijks zakken post met kaarten, cadeaus en nog veel meer. Vroeger zei mijn vader dan altijd dat ik post moest beantwoorden. Hij vond dat je daar netjes mee om moest gaan. Maar toen er zakken vol werden bezorgd zag hij ook wel in dat hier geen beginnen aan was. Ik kreeg zoveel verzoeken dat ik op een gegeven moment echt keuzes moest maken. Ik moest leren nee te zeggen. De leukste dingen selecteerde ik en op die manier ben ik ook op audiëntie geweest bij Paus Johannes Paulus II. We waren met een groep en stonden op het Sint Pietersplein. In mijn rugzak had ik een paar schaatsen.

Ik heb lang getwijfeld of ik de Paus zou vragen om mijn schaatsen te zegenen. Maar op een gegeven moment haalde ik ze tevoorschijn en toen de Paus dichtbij stond heb ik het hem gevraagd. De paus reageerde of dat de gewoonste zaak van de wereld was en zegende mijn schaatsen. Gezegende schaatsen rijden nu eenmaal sneller zal hij gedacht hebben.

Je kreeg een heel ander leven dan je je had voorgesteld?

Tijdens mijn selectieperiode van jong Oranje zat ik nog op de middelbare school. Naast mijn trainingen ben ik er toen toch in geslaagd om mijn Gymnasium B te halen. Ik wilde medicijnen studeren, maar daar is niet veel van gekomen. 

Je bent nog steeds actief in de schaatswereld?

Op dit moment ben ik actief als teammanager van het nationale schaatsteam. Als teammanager zorg ik eigenlijk voor de communicatie tussen de organisatie van een toernooi en de coaches. Ik ben het aanspreekpunt en geef alle informatie die ik ter plekke krijg (o.a. tijdschema, loting, dopingcontrole) door aan de coaches en andersom als er vanuit de coaches iets gewenst is. Daarnaast regel ik o.a. de accreditaties, entreekaarten voor de ouders, eventueel extra maaltijden of andere kamers als de toegekende kamers niet goed zijn, vervoer van en naar het vliegveld etc. Eigenlijk alles wat er nodig is en dat nog niet of niet goed geregeld is. Is het schaatsseizoen voorbij, dan ga ik weer verder met mijn baan in Haarlem waar ik jonge sporttalenten stimuleer om verder te komen. Dat doe ik d.m.v. WWW.TALENTBOEK.NL

Het is een manier om jonge sporters te helpen via crowdfunding  op een hoger niveau in hun sport te komen. Een leuk voorbeeld hiervan zijn de dames van het Nederlandse jeugdteam van de waterpoloërs. Zij willen wedstrijdervaring opdoen tijdens de WK in Nieuw Zeeland. De watersportbond heeft daarvoor echter geen geld.

Maar nadat de meiden een enthousiaste en succesvolle crowdfundingcampagne zijn gestart op Talentboek heeft de bond het toch voor elkaar gekregen om ook een bijdrage aan het benodigde budget te leveren, samen met KPN. KPN doet dat vanuit hun TEAMKPN Sportfonds. Zo krijg je een mooie samenwerking tussen de sporters zelf, de bond en het bedrijfsleven. En dat is precies de bedoeling van Talentboek. Als iedereen een beetje bijdraagt, ook de overheid, dan komen we een heel eind en kunnen we ook in de toekomst blijven genieten van onze topsporters. 

Tot slot, Ik ben benieuwd waar je de drie gouden medailles bewaard. Hangen ze ingelijst aan de wand?

Yvonne begint te lachen en antwoordt: Goh, ik denk dat ze in mijn plunjezak zitten waar ik van alles in bewaar.!!!!!  Hier zie je de grote schaatsster die met beide benen op de grond staat.

Door Margreeth de Wit-Veerman